Opeenvolgende bemonstering

Opeenvolgende bemonstering is een bemonsteringstechniek waarbij elke steekproef uit een populatie wordt geëvalueerd om te zien of deze past bij een gewenste conclusie; de auditor stopt met het evalueren van steekproeven zodra er voldoende onderbouwing is voor de conclusie. Deze aanpak kan ertoe leiden dat er minder bemonsteringseenheden worden onderzocht, hoewel de bemonstering wordt voortgezet als er afwijkingen worden geconstateerd. Bijgevolg werken opeenvolgende bemonsteringsplannen het beste wanneer er weinig afwijkingen worden verwacht.

Een opeenvolgende steekproef bestaat gewoonlijk uit twee tot vier groepen steekproefeenheden. De auditor gebruikt een computerprogramma om de grootte van elk van deze groepen te bepalen, op basis van de toelaatbare mate van deviatie, het risico van overdreven vertrouwen en de verwachte mate van populatie-deviatie.

Het opeenvolgende steekproefproces begint met de auditor die de eerste groep steekproefeenheden onderzoekt. Op basis van de resultaten van dit onderzoek besluit de auditor of hij:

  1. Accepteer het ingeschatte niveau van controlerisico, zonder aanvullende steekproeven te nemen;

  2. Stop eventuele verdere bemonstering, omdat het geplande vertrouwen en de aanvaardbare mate van afwijking niet kunnen worden gehaald vanwege de aanwezigheid van te veel afwijkingen; of

  3. Neem deel aan het onderzoek van aanvullende steekproefeenheden om meer informatie te verzamelen over de vraag of het geplande ingeschatte niveau van controlerisico kan worden ondersteund.

Een auditor ontwikkelt bijvoorbeeld een set van drie groepen steekproefeenheden, waarbij elke opeenvolgende groep hetzelfde aantal te bemonsteren eenheden bevat. Het bemonsteringsplan is om door te gaan naar de volgende groep bemonsteringseenheden als de voorgaande groep tenminste één afwijking bevat. Verschillende uitkomsten zijn:

  • Scenario 1. Een analyse van de eerste groep brengt geen afwijkingen aan het licht, dus de auditor concludeert dat de steekproef het geplande ingeschatte niveau van beheersingsrisico ondersteunt. Daarom besluit ze geen extra bemonsteringseenheden te onderzoeken.

  • Scenario 2. Een analyse van de eerste groep brengt twee afwijkingen aan het licht, dus de auditor besluit om door te gaan met de steekproef met de volgende steekproefgroep. Deze tweede groep blijkt één extra afwijking te bevatten, dus gaat de audit verder naar de derde groep steekproeven in haar voortdurende zoektocht naar meer informatie, om te zien of de toegenomen steekproefresultaten uiteindelijk het ingeschatte controleniveau zullen ondersteunen.

  • Scenario 3. Een analyse van de eerste groep brengt vier afwijkingen aan het licht, dat zijn te veel afwijkingen. Het onderzoeken van andere groepen steekproefeenheden zal de situatie niet verbeteren, dus stopt de auditor met het steekproefproces.

Wanneer het nodig blijkt om door te gaan naar de volgende groep steekproefeenheden, dient de auditor de kosten-batenverhouding in overweging te nemen om door te gaan met testen. Het is mogelijk dat de auditor niet bereid is om elke groep steekproefeenheden te doorlopen en in plaats daarvan de conclusie accepteert dat het geplande vertrouwen en de aanvaardbare mate van afwijking niet kan worden bereikt.

Verwante Artikelen